Skip to main content Skip to footer

School: van noodzakelijk kwaad naar sociale plek waar leerlingen willen zijn

Er zijn nog steeds veel traditionele scholen voor voortgezet onderwijs die een strak leerstofjaarklassensysteem hanteren met klassen met 25 tot 30 leerlingen in een busopstelling met 1 leraar ervoor die praat en leerlingen die inactief consumeren of iets anders doen dan opletten. Aan de andere kant zijn er ook veel scholen die naarstig op zoek zijn naar antwoorden op de gebrekkige motivatie voor lessen, een gebrek aan automie bij leerlingen en leraren en een betere combinatie van kennis en praktijk. 

In dit blog ga ik uitgebreid in op drie belangrijke ontwikkelingen voor de toekomst van ons onderwijs:

    1. Het schoolaanbod zal breder worden.
    2. Leerlingen krijgen meer keuzevrijheid en regie over hun eigen leerproces en zijn meer actief.
    3. Het leraarsberoep wordt aantrekkelijker door meerdere rollen, meer autonomie en meer zicht op de werkelijke ontwikkeling van kinderen en jongeren.

 

Veel traditioneel onderwijs, maar ook vernieuwing

 

Het bovenstaande beeld van het traditionele onderwijs wordt vanuit het perspectief van een leerling mooi geïllustreerd in deze quote uit een artikel van de correspondent Onderwijs bij De Correspondent en docent Nederlands, Johannes Visser: 

De schooldag van een leerling in het voortgezet onderwijs bestaat uit twintig oefeningen over de Konjunktiv tijdens Duits, doorsjezen naar economie voor een uitleg over mo = mk, in alle haast de tafeltjes uit elkaar zetten bij biologie voor een onverwachts so over fotosynthese, snel omkleden om een blokuur te softballen, om aan het eind van de dag ongedoucht op tijd te zijn voor een blokuur Nederlands. ‘Leerling zijn is een fulltime job’.

Maar het kan ook heel anders verzucht Johannes Visser in het vervolg van zijn artikel:

Onder de juiste omstandigheden willen jongeren leren. Geef ze iets te kiezen (autonomie), begeleid ze één op één (verbondenheid) en geef ze feedback terwijl ze bezig zijn in plaats van een cijfer achteraf (competentie), en hun motivatie bloeit op.

Naast het traditionele onderwijs zoeken veel scholen naar verandering en verbetering. Het grote probleem van het lerarentekort zet sommige scholen aan om het traditionele onderwijs terug te brengen tot 80% van de tijd voor het bestaande curriculum en 20% van de tijd in te vullen met projecten met onderwerpen naar keuze. Andere scholen zoeken hun heil in gepersonaliseerd leren. Kan het curriculum ook op een gepersonaliseerde manier worden georganiseerd? Blijf je vasthouden aan het bestaande onderwijssysteem, dan ontstaat er een enorme logistieke puzzel. Er is een school die een hoogleraar Logistiek heeft ingevlogen om te helpen bij deze vrijwel onmogelijke puzzel. De eenzijdigheid van cognitieve kennis in opleidingen roept om meer praktijk. De havo vakschool is daar een voorbeeld van. Ook voor de mavo zijn praktijkprofielen in de maak. Het aantal leerlingen dat de overstap maakt van havo en vwo naar het mbo is groeiende. Het programma van de Transformatieve school zoekt naar betere afstemming tussen de schoolcultuur, de thuiscultuur en de straatcultuur om het werk van leraren te verlichten. Veel schoolteams kiezen voor Ontwikkelkracht, waarbij praktijkervaring en inzichten uit onderzoek samen met focus op co-creatie, evidence-informed werken en een lerende aanpak worden samengebracht. Scholen denken de werklast van leraren te verlagen door minder lesuren en meer ontwikkeltijd. Om tijd in de middag vrij te maken voor lesvoorbereiding, scholing en gezamenlijke ontwikkelprojecten worden de lesuren naar 40 minuten gebracht. Of dit rust en concentratie bij leerlingen bevordert is zeer de vraag. Weer andere scholen zoeken naar de oplossing voor uitval van een leraar. Dat levert nu hinderlijke tussenuren op. Als de leraar ziek is, zijn de leerlingen nog niet ziek! Waarom kan het leerproces dan niet gewoon doorgaan? Nu is de afhankelijkheid van de individuele leraar te groot. Dat moet toch anders georganiseerd kunnen worden? Misschien wel de meest vergaande vernieuwing in het huidige onderwijs is Agora. In de onderbouw wordt afgestapt van een vast curriculum. Leerlingen van verschillende  leeftijden zitten bij elkaar in een groep met een vaste coach, die alle dagen begeleiding verzorgt van het leerproces. Centraal staan de challenges van leerlingen. Agora kent een vaste dagstructuur van dagopening, eerste blok challenges, inspiratiesessies of sport, lunch, stilte halfuur om te lezen, tweede blok challenges, inspiratiesessies of sport en een dagafsluiting. Roosterwijzigingen en lesuitval bestaan niet op Agora.

 

Noodzakelijke verandering

 

In een snel veranderende wereld is het huidige onderwijssysteem steeds meer ontoereikend voor de goede voorbereiding van onze jongeren op hun positie in de wereld. Ook in het buitenland groeit de onvrede over het onderwijssysteem en worden rapporten volgeschreven over wat en hoe het anders moet. Bijvoorbeeld in rapporten van de Oeso, Unesco en het World Economic Forum. In de rapporten is een duidelijke lijn te ontdekken van veel aandacht voor het welbevinden van zowel leerlingen als leraren. In diverse rapporten wordt gesproken over ‘flourishing’ van leerlingen, de ‘bloei’ van kinderen en jongeren. Dat is meer dan alleen cognitieve kennis. Er is veel aandacht voor sociaal emotionele vaardigheden en competenties die nodig zijn om in de veranderende wereld staande te blijven. En een grote rol voor het onderwijs richting een duurzame wereld. Belangrijk voor succes in het leven zijn vaardigheden en capaciteiten nodig die in het traditionele onderwijs nauwelijks of geen aandacht krijgen. In een Oeso rapport staat bijvoorbeeld: empathie, verantwoordelijkheid, creativiteit, sociaal zijn, stressbestendig, nieuwsgierig, sociale relaties kunnen aangaan, maatschappelijk betrokken zijn, gezondheid, welbevinden, geschoold en werkgelegenheidsvooruitzichten. Het onderwijs moet daar een goed fundament voor leggen. Het World Economic Forum noemt nog een paar interessante onderwijstrends:

    1. Leer overal (dus niet alleen in het klaslokaal)
    2. Active learning. Leerprocessen waarin leerlingen niet onderuitgezakt moeten aanhoren wat de pratende leraar vertelt, maar waarbij ze zelf actief zijn.
    3. Relevante vaardigheden voor de veranderende wereld zoals: kritisch denken, probleemoplossend vermogen, veerkracht en samenwerking.
    4. Af van de alles-of-niets toetsen gericht op onderlinge vergelijking van jongeren, maar toetsen om beeld te krijgen van de voortgang van individuele prestaties. 

 

Zes maatschappelijke ontwikkelingen die dwingen om het traditionele onderwijs aan te passen

 

  1. Artificiële Intelligentie (AI). AI vindt zijn oorsprong al in de jaren 50, maar de opmars in de laatste twee jaar kent een enorme versnelling. Sundar Pichai, ceo van Google, noemt AI belangrijker voor de mensheid dan de ontdekking van elektriciteit en vuur. In het zeer lezenswaardige boek van Remy Gieling over AI staat een interessante quote van Bas van de Haterd (toekomstdenker en adviseur over invloed van technologie op werk): ‘In 2040 zijn er twee soorten werkers: 1. werkers in dienst van algoritmen en 2. werkers die werken aan algoritmen. AI gaat het leven van de nieuwe generatie sterk beïnvloeden. Reden om ze daarmee in het funderend onderwijs te confronteren. Laat ze meedenken over positieve- en negatieve toepassingen van AI. De huidige generatie Alpha wordt ook wel digitieners genoemd. Vanaf de geboorte al geconfronteerd met technologie. De motivatie om AI te doorgronden zal groot zijn bij leerlingen. Als scholen niet precies weten hoe ze een aantrekkelijk programma AI moeten opzetten, kan Chat GTP helpen!
  2. Klimaatverandering. De transitie van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare bronnen heeft inmiddels een kantelpunt bereikt waardoor de beweging niet meer weg te denken is. Heel veel bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden zijn er mee bezig. Het heeft ingrijpende consequenties voor onze economie en nieuwe verhoudingen in de wereld. Ook in deze grote transitie dienen jongeren ingeleid te worden en moet hun vermogen om ‘out of the box’ te denken ingezet worden voor oplossingen van allerlei nieuwe dilemma’s. De grote klimaatdemonstraties in navolging van Greta Thunberg geven aan dat een grote groep jongeren zich sterk betrokken voelt bij dit thema.
  3. Vraag naar andere competenties. Frederic Laloux heeft in zijn boek ‘Reïnventing Organizations’ onderzoek gedaan naar de overeenkomsten van kansrijke bedrijven in de toekomst. Hij komt tot drie punten: zelfsturing van medewerkers, de hele mens en evolutionaire doelen. Medewerkers zitten niet vast in protocollen en voorschriften. Ze hebben ruime autonomie in de uitvoering van hun werk. In de toekomstbestendige bedrijven is ruimte voor de hele mens. Niet alleen voor de rationele mens, maar ook voor de emotionele mens, de intellectuele mens en de spirituele mens. In de onderzochte bedrijven zijn er geen 5-jaars of 10-jaars strategische plannen, maar zijn er evolutionaire doelen. Dat betekent meer meebewegen met wat er op het pad van het bedrijf komt. Op basis van wat er op het pad verschijnt doelen stellen en de houdbaarheid van aanpakken in korte tijdscycli bijhouden en eventueel aanpassen. De kansrijke bedrijven van de toekomst vragen om medewerkers met andere  competenties als: communicatievaardigheden, creativiteit, kritisch denken, probleemoplossend vermogen en samenwerken.
  4. Het leraarsberoep. Er is een fors lerarentekort, maar misschien nog problematischer is de snelle uitstroom van beginnende leraren. 28% van die beginnende leraren is binnen 5 jaar weer uit het onderwijs vertrokken. Dat betekent dat het beroep van leraar en vooral de context waaronder gewerkt moet worden voor veel jonge professionals niet interessant genoeg is. De drie belangrijkste verklaringen voor het vertrek zijn: werkdruk, gebrek aan autonomie en problemen met management of bestuur. Het kwantitatieve lerarentekort wordt al 30 jaar in rapporten beschreven en de oplossing lijkt nog steeds ver weg. Het Deltaplan van de vakbonden en de onderwijsraden lijkt ook geen oplossing te bieden. De wal zal het schip keren. Het onderwijs zal anders georganiseerd moeten worden. Dat zal van binnenuit, op schoolniveau, moeten worden opgepakt. Benader het probleem vanuit het leerproces van leerlingen. Ga na hoe dat leerproces anders ingericht kan worden, zodanig dat leerlingen ook zelfstandig aan het werk kunnen en dat niet alle onderdelen van het leerproces begeleid moeten worden door onderwijsbevoegde leraren, maar dat er ook andere deskundigen ingeschakeld kunnen worden in het leerproces. Denk ook aan studenten en partnerschappen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en lokale overheden. Zouden regionale organisaties bereid gevonden kunnen worden om aan medewerkers die daarvoor gemotiveerd zijn de kans te geven om bijvoorbeeld gedurende een jaar 2% van hun uren in te mogen zetten voor een school naar keuze. Meewerken aan de ontwikkeling van de nieuwe generatie. Voor dagblad Trouw heb ik hierover een opiniestuk geschreven.
  5. Kansenongelijkheid. Kinderen en jongeren uit gezinnen met een rijke context hebben statistisch meer kans op een succesvolle schoolcarrière dan kinderen en jongeren die in armoede opgroeien of in een niet-rijke context. De Sociaal Economische Status (SES) van de ouders is van groot gewicht. Het gaat om de opleiding, het beroep en het inkomen van de ouders. Ook zeer bepalend zijn het sociale netwerk en de woonwijk. Aan de belangrijkste elementen van kansenongelijkheid kan het onderwijs niks doen, maar aan een aantal wel. Binnen ons huidige onderwijssysteem is de eindtoets basisschool en de vroege keuze na de basisschool naar het voortgezet onderwijs een bron van kansenongelijkheid. Kom je het onderwijs op de basisschool binnen met een grote achterstand in woordenschat, dan zal dat niet makkelijk worden ingehaald zonder veel extra ondersteuning. Als alle kinderen vooruitgang boeken dan blijft de achterstand in stand. De eindtoets basisschool levert ongeacht de inhoudelijke prestaties ieder jaar dezelfde uitkomst op: 20% van de hoogst scorende kinderen krijgen een vwo advies, 50% van de laagst scorende leerlingen krijgt een vmbo advies. De tussengroep krijgt grotendeels een ticket voor de havo. Kansenongelijkheid wordt ook bevordert door het Rosenthaleffect. Het gaat hier om verwachtingen. Bij lage verwachtingen gaan veel leerlingen zich gedragen naar die lage verwachting. Slechts enkelen zijn in staat zich te ontworstelen aan de gevangenis van lage verwachtingen. Ieder kind verdient hoge realistische verwachtingen. De manier van toetsen is al aan de orde gekomen. Zou er meer aandacht zijn voor de individuele prestaties, dan zou de kansengelijkheid daarbij gebaat zijn. Maar in het huidige onderwijs zijn toetsen ontzettend belangrijk gemaakt. Met als gevolg veel ‘learning, maar ook teaching for the test’. En daardoor meer kansenongelijkheid. Het schaduwonderwijs is er enorm door gegroeid in de laatste jaren. Kinderen en jongeren met rijke ouders kunnen zich meer schaduwonderwijs permitteren en zijn daardoor vaak succesvoller op toetsen en in hun schoolcarrière. Wat kan er op schoolniveau aan deze kansenongelijkheid gedaan worden? Extra ondersteuning voor kinderen en jongeren die achterblijven. Het model van High Dosage Tutoring met 1 tutor op 2 leerlingen is daarvoor zeer succesvol gebleken in de praktijk. Het is wel een dure oplossing. Maar als we echt kansenongelijkheid willen terugdringen dan moeten we daar als samenleving iets voor over hebben. In deze prachtige cartoons zie je dat de kansenongelijkheid niet wordt opgeheven als iedereen hetzelfde krijgt. 

Kansengelijkheid kan worden bevorderd door ongelijke behandeling als in het middelste plaatje. Dat zou High Dosage Tutoring kunnen zijn. De derde optie is belemmeringen weghalen. Kansenongelijkheid kan ook teruggedrongen worden door jongeren met een niet rijke context thuis meer gebruik te laten maken van schoolfaciliteiten. In hoeverre kunnen schoolfaciliteiten buiten schooltijden doordeweeks, in het weekeinde en vakanties opengesteld worden? 

6. De veranderende leerling. De leerling van nu zit echt anders in de klas dan 40 jaar geleden, maar ook 20 jaar geleden. 14% van de jongeren besteed 24 uur per week aan gamen. Tel daar sociale media bij op en je zit zo voor een gemiddelde leerling op 6 tot 7 uur per dag aan schermtijd. De invloed van de social media is groot. YouTube, Instagram en vooral TikTok hebben jongeren flink in de greep met verslavende filmpjes, maar ook met spelletjes met of zonder geld. TikTok is in Nederland geïntroduceerd in 2017. Geen leraar van nu heeft dit medium in z’n eigen middelbare schoolperiode meegemaakt. Jongeren van nu zijn opgegroeid met schakelen en swipen. Deze generatie kon eerder swipen dan lopen. De invloed van influencers op YouTube heeft invloed op de identiteitsontwikkeling van jongeren en heeft effect op het gedrag in de klas. De rust en concentratie voor bijvoorbeeld lezen is bij velen nooit aangeleerd. Je verliezen in een game kunnen jongeren heel goed. Dat kunnen ze zeer geconcentreerd uren achter elkaar. Heel anders is je verliezen in een boek. Dat is veel lastiger. Leerlingen ervaren druk van toetsen. In het boekje ‘Is het voor een cijfer?’ rekent journalist en docent Johannes Visser voor dat hij zo’n 102 toetsen per jaar gaf aan een klas. In het drukke leven van een scholier moet ook nog tijd gevonden worden voor een baantje, sport of andere hobby’s en een sociaal leven. Even een rekensommetje: 8 uur slaap, 1 uur eten, 1 uur vervoer, 7 uur school, 7 uur schermtijd is al samen 24 uur. Waar moet de leerling tijd vandaan halen voor huiswerk, voorbereiding toetsen of het lezen van een boek? Onze toetscultuur of volgens sommigen onze toetsterreur dwingt tot zeer efficiënt gedrag. In ons systeem is het halen van een goed cijfer op een toets veel belangrijker dan het leren van de inhoud. Volgens het LAKS (Landelijk Actie Comité Scholieren) levert dat logischerwijs het gedrag van ‘zweten, weten, vergeten’ op. Stampen om de volgende dag net genoeg te weten voor de toets en na een week alles weer vergeten. Is dat efficiënt en effectief onderwijs? Komt op die manier interessante kennis in het langetermijngeheugen van jongeren?

 

Motivatie

 

Motivatie is het belangrijkste ingrediënt voor leren. Zonder motivatie bij leerlingen, geen leren, zegt neuropsycholoog, Harold Bekkering. Om er aan toe te voegen dat je als leraar een leerling niet kan motiveren. Wel inspireren, wel een leerproces inrichten waaruit een leerling motivatie haalt. In de volksmond wordt er onderscheid gemaakt tussen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie. Als we het op school alleen van intrinsieke motivatie moeten hebben, dan wordt het lastig. Er is een deel extrinsieke motivatie die we mee moeten nemen voor school. Het onderscheid autonome- en gecontroleerde motivatie helpt ons beter. Bij de eerste gaat het om ‘er zelf achter staan’ en bij de tweede ‘er zelf niet achter staan’. Bij intrinsieke motivatie sta je er zelf achter, omdat je het zelf leuk of interessant vindt. Naast de intrinsieke motivatie valt onder autonome motivatie ook motivatie die waarde-gedreven is en nut-gedreven. Bij waarde-gedreven motivatie gaat het om motivatie voor dingen die bij waarden van een jongere passen en bij nut-gedreven gaat het motivatie om iets te doen vanwege ervaren zinvolheid of relevantie. Het leerproces moet alle drie autonome motivaties zien uit te lokken.

In Nederland zijn we dol op de Pisa lijstjes. Hoe komt het dan dat er zo weinig aandacht is voor de Nederlandse score voor motivatie in de Pisa ranking? Nederlandse leerlingen zijn zeer gemotiveerd voor school en de omgang met leeftijdsgenoten, maar voor lessen is het dramatisch. Nederlandse leerlingen bungelen daar onderaan. Dit is een groot probleem, misschien wel het grootste probleem in het onderwijs! Zonder motivatie immers geen leren!

In het onderwijs is de Zelfdeterminatietheorie van Edward Deci en Richard Ryan zeer bekend en ook populair, maar het is de vraag of het leerprogramma zich echt richt op de basisbehoeften van Deci & Ryan. De drie basisbehoeften zijn: autonomie, competentie en verbondenheid. Daarbij gaat het om eigen keuzes, het aanleren van nieuwe kennis en vaardigheden moeten aansluiten bij reeds verworven kennis en vaardigheden en het leren gebeurt in de verbondenheid met anderen. Het goed aansluiten bij bestaande kennis en vaardigheden moet gericht zijn op de individuele leerling. Beoordeel je de aansluiting van de door de leraar behandelde stof, dan kun je veel leerlingen hebben gemist. 

Als motivatie het belangrijkste ingrediënt is voor leren, wat moeten we dan denken van de leeropbrengst in het traditionele onderwijssysteem waar de motivatie voor lessen heel laag is en waar via ‘zweten, weten, vergeten’ veel goede cijfers bij elkaar te sprokkelen zijn? Welke kennis en vaardigheden zullen in het langetermijngeheugen worden vastgezet?

 

Pisa 2022

 

Dit zijn de grafieken die tot grote commotie in de media hebben geleid. De ontwikkeling van Nederlandse 15-jarigen en die van het hele Oeso gebied. 

Over de oorzaken van de achteruitgang levert het rapport geen diepgaande verklaringen. Ze komen niet verder dan Corona en de constatering dat jongeren uit gezinnen met een lagere sociaal economische status en jongeren uit gezinnen waar thuis ook een andere taal gesproken wordt dan Nederlands minder scoren in Pisa. Het wordt niet duidelijk of de laatste twee groepen groter of kleiner zijn worden. In het verleden is er nog wel een reden te vinden voor de daling in scores op leesvaardigheid in Nederland. Nederlandse leerlingen scoren hoger op tekstbegrip en opzoeken van informatie en minder goed op reflecteren en evalueren. In de Pisa toetsen leesvaardigheid zijn de laatste twee elementen zwaarder gaan wegen. Journalist Jona van Loenen heeft in een opiniestuk in Trouw een aardige denkexercitie voorgeschoteld. Hij schrijft: ‘De neergang in leesprestaties is juist het bewijs dat scholieren zich weten aan te passen aan de moderne behoeftes. Want in een tijd waarin één beeld duizend woorden kan vervangen, is niet leesvaardigheid maar digitale geletterdheid echt belangrijk.’

Voor leesvaardigheid daalde Nederland binnen 26 EU landen (Luxemburg heeft niet meegedaan) van de 14de plaats in 2018 naar de 20ste plaats in 2022. Voor Natuurwetenschappen liep de Nederlandse positie terug van 5 naar 13. Op het gebied van rekenen/wiskunde is het beeld totaal anders. In 2018 scoorde Nederland de 2de plaats. In 2022 was dat opnieuw de 2de plaats. De alarmerende verhalen over taal zijn niet ongegrond. Voor rekenen is wel sprake van een daling, maar Nederland doet het nog steeds goed bij rekenen in de Pisa toets. 

Dit was de grafiek die leidde tot uitspraken van dat een derde van onze jongeren kunnen niet behoorlijk lezen en schrijven en kunnen niet meekomen in de samenleving. Of nog erger: ze zijn bijna analfabeet. Volgens de stichting Lezen en Schrijven is de aanduiding analfabeet volstrekt misplaatst. Jonge mensen hebben nog volop de tijd om te leren. Woorden doen ertoe. Als de onzin van analfabetisme vaak in de media verschijnt doet het veel kwaad.  

In Pisa 2018 haalde 24% niet het gewenste niveau 2F. In Pisa 2022 is dat percentage opgelopen tot 33%. Bij niveau 1F gaat het om:

    • Expliciet geformuleerde informatie vinden.
    • Hoofdgedachte of auteursintentie herkennen.
    • Eenvoudige verbindingen leggen tussen de informatie in de tekst en alledaagse kennis.

Bij niveau 2F gaat het om:

    • Eén of meer stukken informatie vinden.
    • Hoofdgedachte in de tekst bepalen en relaties begrijpen.
    • Betekenis geven aan een deel van de tekst door simpele conclusie te trekken.
    • Vergelijking maken met of relaties leggen tussen de tekst en alledaagse kennis.

 

Als we kijken naar einde basisschool zien we het volgende beeld:

Daar zien we dat 50% aan het eind van de basisschool niveau 2F heeft gehaald en 88% (50% + 38%) niveau 1F. Die uitkomst ligt voor een deel hoger dan de doelstelling geformuleerd door de commissie Meijerink in 2010 en voor een deel lager. Doel was 85% op niveau 1F en 65% op 2F. 

 

Kijken we naar het einde van de middelbare school dan is dit het beeld voor het vak Nederlands:

Meer dan 90% van de leerlingen vmbo basis scoren een voldoende op Nederlands. Het eindcijfer dekt natuurlijk een andere lading dan alleen leesvaardigheid, maar het is goed als tegenwicht voor overdreven reacties.

 

Dit vind ik de meest interessante grafiek uit het Pisa 2022 rapport:

Uit deze grafiek blijkt dat de problemen van leesvaardigheid zich concentreren bij leerlingen van Pro en vmbo. De vwo leerlingen halen allemaal het gewenste niveau in klas 3 en voor de havo leerlingen is dat voor 90%. Wat ik vooral interessant vind aan deze grafiek is de overlap tussen stromen. Ca. 64% van de vmbo TL leerlingen overlappen met de scores van de havo leerlingen. Dat geldt ook voor ca. 45% van de vmbo kader leerlingen en 27% van de vmbo basis leerlingen. De beste 30% van de TL leerlingen scoren vergelijkbaar als het laagst scorende vwo leerlingen. De afstanden tussen de beste leerlingen in de ene stroom komen aardig overeen met de laagst scorende van een andere stroom. Is het dan wel handig om zulke strakke scheidingen te houden? 

 

In het Masterplan Basisvaardigheden zijn doelen voor het schooljaar 2027-2028 geformuleerd. Zet je die af tegen de scores in Pisa 2022 dan is er voor alle stromen werk aan de winkel. Wat te doen voor bijvoorbeeld leesvaardigheid? Vrijwel iedereen is het erover eens dat er meer inzet gepleegd moet worden op leesplezier. Daarvoor moet de technische tekstaanpak van het ‘begrijpend lezen’ overboord. Als je wilt weten waarom kijk dan even naar dit filmpje van Arjen Lubach: 

Leraren op de Basisschool en in het voortgezet onderwijs moeten zelf meer gaan lezen. Zij moeten enthousiast kunnen vertellen over boeken. Zij moeten de juiste boeken kunnen aanprijzen aansluitend op de competenties en interesses van hun leerlingen. Volgens kinderboekenschrijver Jacques Vriens zouden pabo leerlingen minstens 30 kinderboeken moeten lezen. Haal de  reviews van BookTok van TikTok naar binnen. De peer-to-peer reviews werken aanstekelijk. Overweeg lezen onder schooltijd. Scholen kunnen een voorbeeld nemen aan Agora’s. Iedere dag is er tussen de middag een half uur stilte waar leerlingen, maar ook leraren en ondersteunend personeel gaan lezen. En gezien de tijd die leerlingen thuis hebben, is lezen op school waarschijnlijk de enige manier om de leesvaardigheid omhoog te krikken. Maar dan moet wel iedereen op school meedoen. Het is onbegonnen werk als alleen in de Nederlandse les 10 of 15 minuten gelezen wordt. Lezen is een sociaal-cognitieve work-out volgens Lynn Eekhof in haar recente promotieonderzoek. Een verhaal verteld vanuit een mens met gedachten en emoties leert je te verplaatsen in een ander. Maar het effect treedt pas op na regelmatige training van die sociaal-cognitieve leesspieren. Bij kinderen blijkt dat de hoeveelheid verhalen die ze voorgeschoteld krijgen, een goede voorspeller is voor de mate van empathie één jaar later, volgens Eekhof. Hoogleraar Anna Bosman geeft in haar vele lezingen, boeken en aan talkshowtafels overtuigend aan dat iedereen kan leren lezen. De ene sneller en beter, maar iedereen kan op een gewenst niveau leren lezen. Het vergt goede instructie en begeleiding, het bevorderen van leesplezier, woordenschat in context en rijke teksten. Er is hoop!

 

Van traditioneel onderwijs naar Ontwikkelingsgericht onderwijs

 

Het huidige onderwijsstelsel is een solide systeem dienstbaar aan de economie van ons land. Daardoor kennen we de academische hiërarchie. De universiteit is het hoogste. Alles wat lager is, is afgeleid van het hoogste. Het systeem kent een industriële organisatie met lestabellen, roosters, het klaslokaal, vakken, een docent die kennis overdraagt, een voorgeschreven curriculum en het leerstofjaarklassensysteem. Het systeem zit zo vernuftig in elkaar dat er jaarlijks 20% leiders worden opgeleid, die een ticket krijgen voor het hoogste voortgezet onderwijs, het vwo. De economie heeft ook makers en doeners nodig. Daarom krijgen de 50% laagst scorenden op de eindtoets basisschool een verwijzing naar het vmbo als praktijkopleiding. Het diploma is vooral een concurrentiemiddel en niet het inzicht in wat een jongere werkelijk aan kennis en kunde in huis heeft.

Uit de internationale rapporten blijkt dat het traditionele onderwijs in een sterk veranderende wereld z’n langste tijd heeft gehad. School moet een breder fundament leggen voor jongeren om veerkrachtig met zelfvertrouwen in de wereld te komen. Naast cognitieve kennis is ook aandacht en scholing nodig in sociaal emotionele ontwikkeling. De motivatie van iedere leerling wordt bevordert als de leerling meer eigen keuzes kan maken en meer regie krijgt op het eigen leerproces. Heel veel leerlingen zijn voor lezen, sport, cultuur en levensvragen afhankelijk van school. Een verbreding van het aanbod is dan onvermijdelijk. Het vergt een ander onderwijssysteem. Een ontwikkelingsgericht systeem. Niet met de focus op de economie, maar met de focus op de ontwikkeling van ieder individueel kind en jongere. De ‘waaier’ van minister van Onderwijs, Robbert Dijkgraaf, geeft aan dat leerlingen met eigen keuzes een pakket aan kennis- en praktijkvakken kunnen samenstellen. Dat betekent aan de slag gaan met eigen gekozen leervragen of challenges, die verrijkt worden met bijdragen van coaches, die kennis en de kerndoelen van de overheid inbrengen. Waarom zou een vwo leerling niet ook in de middelbare school periode iets met houtbewerking mogen doen? Of de huidige vmbo’er die wiskunde volgt op vwo niveau. Misschien dat de vrije keuze leidt tot het afschaffen van de verschillende stromen. Scholen krijgen een flexibele organisatie en leerlingen van verschillende leeftijden werken met elkaar samen. Bijvoorbeeld op grond van interesses of op grond van een te kiezen vervolgopleiding.  

Jongeren zouden allemaal de kans moeten krijgen om 6 à 7 jaar in het vervolgonderwijs te ontmoeten, te ontdekken, te experimenteren en te leren. Er is volop ruimte voor de motivatie om eigen leervragen aan te pakken. De sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren krijgt veel aandacht. Jongeren werken aan hun eigen leervragen, maar kunnen ook keuzes maken voor workshops over maatschappelijke thema’s, praktijklessen waar mooie dingen gemaakt worden, sport, cultuur en muziek. Coaches en vakexperts zullen jongeren via professioneel verleiden in aanraking laten komen met veel verschillende wereldgeoriënteerde onderwerpen. Als de jongere een duidelijke keuze heeft gemaakt voor een vervolgopleiding of een plek op de arbeidsmarkt, dan wordt de begeleiding verlegd van algemeen naar specifiek. Voor de coaches staat de individuele ontwikkeling van de jongere centraal. Coaches kennen hun leerlingen door en door en weten ze op maat te begeleiden. Het zal coaches veel voldoening geven om jongeren te helpen om in hun eigen kracht te komen en eigen keuzes te maken. Zodanig dat ze veerkrachtig en met zelfvertrouwen in de snel veranderende wereld komen. 

 

Wat is er nodig voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs?

 

Scholen hebben aan de ene kant veel vrijheid om het onderwijs in te vullen, maar aan de andere kant zijn er veel voorschriften en een knellend toetsingskader van de Inspectie voor het Onderwijs. Er vinden op vele fronten vernieuwingen in het onderwijs plaats, maar indien die vernieuwingen binnen het bestaande onderwijssysteem moeten opereren is het niet eenvoudig om te komen tot grote verbeterslagen. Het blijft veranderen in de marge. Wanneer de eindtoets of doorstroomtoets aan het einde van basisschool blijft dan blijft de te vroege keuze overeind en blijft de kans op onderadvisering voor de laatbloeiers. De harde scheiding tussen 20% hoogst scorenden en de 50% laagst scorenden blijft in stand. Er is vervolgens geen reden de rest van het onderwijsgebouw ingrijpend te veranderen.

 

Ontwikkelingsgericht onderwijs zou beter gedijen als de eindtoets plus bijbehorende toetsterreur verdwijnt, ruimte komt voor vervolgonderwijs waarbij de motivatie van leerlingen gevoed wordt door met eigen leervragen aan de slag te gaan. Intensieve coaching zorgt voor extra kennis en andere perspectieven bij de uitwerking van de eigen leervragen. Door de sterke band tussen coach en leerling ontstaat een ingang voor het volgen van workshops over allerlei vakoverstijgende maatschappelijke thema’s en levensvragen. Burgerschap kan goed vormgegeven worden via problem-solving projecten. Digitale geletterdheid kan ook in projecten ruimte maken voor AI. In Ontwikkelingsgericht Onderwijs ervaren leerlingen autonomie doordat ze zelf keuzes kunnen maken voor bepaalde workshops en inspiratiesessies. Naast de meer cognitief ingestoken workshops zijn er ook hele praktische. Denk aan lassen, houtbewerking, elektrotechniek, schilderen, tekenen, muziek maken, website bouwen, Internet of Things toepassingen en nog veel meer. Leerlingen kunnen hun eigen leerprogramma samenstellen uit de ‘Waaier van Dijkgraaf’. 

In de loop van het leerprogramma krijgt de leerling een steeds scherper beeld van eigen kunnen en eigen wensen en behoeftes. De keuze voor een vervolgopleiding zal steeds duidelijker worden. In het laatste deel van het voortgezet onderwijs worden voorbereidingen getroffen voor een drempelloze overgang naar een vervolgopleiding of het halen van benodigde diploma’s.

Het Ontwikkelingsgericht Onderwijs in het voortgezet onderwijs is gebaat bij duidelijke toelatingseisen van vervolgopleidingen. De professionals (coaches en vakexperts) brengen alle leerlingen in hun tempo met toewijding naar een vervolgopleiding of naar de arbeidsmarkt. Coaches en vakexperts zullen leerlingen begeleiden vanuit hoge, maar realistische verwachtingen. Ze zullen bijdragen aan de realisatie van wensen en behoeftes van jongeren. Ze zullen bijdragen aan het in de wereld brengen van jongeren met een positief zelfbeeld, vertrouwen in eigen kunnen, veerkracht om met veranderingen om te gaan en met een positieve houding naar de samenleving. 

Het Rijk zal daarvoor de professionals ruimte moeten geven. Dat kan door scholen financiering te geven voor iedere leerling maximaal 7 schooljaren en vrijwaring van de huidige exameneisen en bijbehorende verantwoordingsplichten. Is de stap naar het schrappen van exameneisen en het behalen van bepaalde diploma’s nog een brug te ver is, zullen scholen met Ontwikkelingsgericht Onderwijs leerlingen in het laatste deel van het voortgezet onderwijs voorbereiden op examens. Biedt leraren zelfsturing en vertrouwen om jongeren goed op te leiden.

 

De schoolperiode is de enige periode die nog niet bezet is door geld, verantwoordelijkheid en zorg. Een uitgelezen periode om te kunnen oefenen om goed in de wereld te komen. In een systeem van Ontwikkelingsgericht Onderwijs zullen jongeren school niet meer ervaren als noodzakelijk kwaad, maar als een fijne sociale plek om te ontmoeten, te ontdekken, te experimenteren en te leren!

 

Michiel Verbeek

 

 

Cookiemelding

We gebruiken functionele cookies om ervoor te zorgen dat onze websites goed werken en veilige analytische cookies om je de best mogelijke gebruikerservaring te bieden.

Als u op 'Akkoord' klikt, stemt u in met het plaatsen van alle cookies.