Laat jongeren groeien, niet alleen gehoorzamen
De smartphone moet in de kluis of blijft thuis. Sociale media mogen misschien straks pas vanaf zestien. Fatbikes zijn gevaarlijk met jonge kinderen erop, dus ook hier een leeftijdsgrens in de maak. De afgelopen tijd lijkt er een trend gaande: als jongeren iets leuk vinden, wordt het onderwerp van maatschappelijke zorg – en vervolgens een kandidaat voor een verbod. Maar zijn we ze echt aan het beschermen, of nemen we ze stukje bij beetje hun vrijheid af?
Psycholoog Jonathan Haidt pleit in zijn boek Generatie Angststoornis voor een verbod op sociale media voor jongeren onder de zestien. Zijn boodschap raakt een snaar bij veel ouders, leraren en beleidsmakers. De mentale gezondheid van jongeren staat onder druk. De puberteit is een kwetsbare fase. En de algoritmen van Instagram en TikTok zijn meedogenloos.
Toch schiet het debat vaak door naar de uitersten. In plaats van jongeren meer mediawijsheid bij te brengen, neigen we naar rigide verboden. Maar opgroeien is nooit zonder risico’s geweest. Vroeger waren het brommers, discotheken en MTV. Vandaag zijn het schermen, fatbikes en AI-tools. De verleiding om streng in te grijpen is begrijpelijk, maar is het ook verstandig?
Onderzoek laat zien dat een smartphoneverbod op school inderdaad zorgt voor betere concentratie in de les en meer sociale interactie in pauzes. Maar datzelfde onderzoek toont óók aan dat jongeren het verbod buiten schooltijd vaak compenseren – en dat het effect op hun mentale welzijn beperkt is. Verbieden is dus zelden de gouden oplossing. Wat zou er moeten gebeuren aan de lessen om te voorkomen dat die sociale media een beter alternatief zijn dan de les te volgen? Er komt nog iets anders bij. De ontwikkeling van AI levert straks AI-Tutors op voor leerlingen om ze heel persoonlijk te helpen bij hun leerproces. Dan wordt de smartphone een belangrijk en bewust onderwijs hulpmiddel. Wil je jongeren voorbereiden op een digitale toekomst, dan moeten ze die wereld wél leren kennen – niet pas als ze al bijna volwassen zijn. Dat vraagt om begeleiding, niet om afsluiting.
Ook de fatbike is zo’n voorbeeld. Jongeren vinden het prachtig: snel, stoer, een vorm van vrijheid en weer met z’n tweeën of drieën op de fiets. Maar de roekeloosheid waarmee sommigen rijden leidt tot onveilige situaties, zeker in steden. En dus klinkt ook hier de roep: verbieden onder zestien. Maar een verbod alleen zal het probleem niet oplossen. Opleiden, begrenzen én vertrouwen geven is effectiever dan alles ontnemen. Als er voor de veiligheid van de berijders van de fatbike gekozen wordt voor een helmplicht zullen jongeren of de fatebike links laten liggen of de helm cool maken.
Wat ontbreekt in veel van deze discussies is de stem van jongeren zelf. Ze worden besproken, maar zelden betrokken. Terwijl juist zij vaak prima kunnen uitleggen wat de verleidingen én gevaren zijn van de wereld waarin ze opgroeien. En hoe ze daar mee omgaan, soms met vallen en opstaan.
De reflex om alles wat spannend is meteen te verbieden, zegt meer over de angst van volwassenen dan over het gedrag van jongeren. Ze hebben geen perfect veilige wereld nodig. Ze hebben een samenleving nodig die hen leert omgaan met risico’s, die grenzen stelt waar nodig, maar ook vertrouwen geeft. Dat is echte opvoeding – en echte voorbereiding op de toekomst.
Dus nee, niet alles hoeft verboden te worden. Wat jongeren nodig hebben, is niet méér controle, maar betere begeleiding. Geen kluis, maar een gesprek over hoe het onderwijs ingericht moet worden zodat leerlingen minder snel grijpen naar het vertier op sociale media. Geen slot op het scherm, maar permanente aandacht voor digitale weerbaarheid. Want alleen door jongeren serieus te nemen, kunnen we ze echt helpen groeien.
Michiel Verbeek